MIRJAM LEVEN


door Torsten Schwanke


(2201/2023)

1

Sinds de zwarte dood in mijn leven is gekomen

Met de lieve heilige zuster die sterft

En een pijnlijke pijn greep mijn ziel

Van ijzige handen,

Kwam tot mij, als een boodschapper uit de liefdeshemel,

Wonderbaarlijke liefdesberichten van een hart

Dat woonde in mijn hart met herinnering

Van oud-getrouwe tijden,

Wanneer de zoete morgenster

In mijn hart zo zoet als rozenblaadjes.

Die tijden ademden gouden vrede van de

Liefhebbende vader.

Nu uit hun eenzaamheid een stille

Een stille tortelduif van hemelse liefde.

En de Engelse groet van mijn zus

Troost voor mijn ziel.

Ja, ze sprak over liefde, zusterliefde,

Aan de arme broeder dichter, die droevig dacht

Dacht liefde alleen in verre hemelen.

Maar de zuster

Gaf gevoel van liefde dat op aarde

Tussen twee eenzame harten mogelijk

In de geest van ware liefde verenigd

Hemelse Vader.

2

Vader, bewolkte droom, zoete leeftijd op

Dagen, nachten van sterren, nachten van maanlicht,

Lieve ziel van de werelden,

Luister naar het stille bidden!

Vader, offer van de wereld, bloedend lamshart,

Zelfs het offer van ons die U loven,

dankzegging en eer en glorie!

(Zie de kaars op het altaar.)

Vader, liefhebbend hart! Hoe ben je afgewezen

Bij de heren van de wereld, edele dames en

Dode priesters van de tempels.

Lof zij met u!

Vader, herder van de wereld, heilig vaderhart!

Met de angstige schapen ga je naar de bron van het leven,

Geeft verfrissing aan de ziel

En vernieuwing van het lichaam,

Vader, leid de schapen naar levensweiden,

Waar de wankelende stengel rust in de zachte wind

En waar onder de hemel

Het groen van het leven verspreidt zich ver en breed.

Vader, heilige beschermengelen zijn uw kracht,

Die, als wijsheid en licht, liefde schenken

Van de wanhopige kinderen

Harten die op de engelen vertrouwen.

Vader, zie uw kind, waarover ik zal zingen,

Heilige Mirjam zie, zie Heilige Agnes,

Mijn zuster van de ziel,

Adem liefde in haar heilige hart!

3

Moeder, spreek het woord van heilige liefde,

Geef het antwoord op het koninkrijk van onze koning, gij,

De voltooiing van zijn koninkrijk

Bent u verliefd, moeder?

Rose zal ik altijd noemen in mijn lied,

Zoals je dochtertje ook een bloedrode roos is.

Zie de doornenkrans, Rose,

Hoe het een rozenkrans voor u werd.

Moederlijke en zoet-balsem-geurende troost

Van mijn ziel, O troost van de droom van de vrouw aan mij

Van de schoonheid van de hemel,

Naar mij met uw rossige mond.

Bid, moeder, naar het hart, heilige hemel,

Klaag en smeek en roep genade naar mijn hart

En de heilige dochter

Bitter, teder, heilig hart!

Uw schoonheid, o vrouw, schoonheid van vrouwen zijn.

Zuiverheid, heiligheid, Godzaligheid, zachtmoedigheid en

Delicate versiering van de ziel,

Hoe innerlijk behaag je God!


Jij de duif in het nest, hoe zij gedwee rust

In het groen van de levensboom onder het zuivere licht

Blauwe lucht van dagen,

Zorg voor het kuiken, want nu is het nacht!

Zie de mus lieflijk spelen in de liefde

Onder lindebomen in het gras, zoet als het lied van een minstreel,

Als het kuiken haar kust,

Liefhebben zoals een moeder liefheeft!

4

Van de wil van de Heer, die een vader is,

werd het kind geboren waarover ik zal zingen:

Mirjam, Mirjam, O Mirjam,

Mooie dochter van de hemel!

In de schoot van de materie, diep in de schoot van de aarde

(Zoals de Heilige Schrift op poëtische toon spreekt)

Haar lichaam was voorbereid

En door God met geest geademd!

En ze zag, eerst blind, al snel het licht van de wereld,

Wat een zoete en mooie gloed op haar gezicht gaf.

Mirjam, Mirjam, O Mirjam,

Je ogen zijn zo hemels mooi!

Maar helaas huilt ze, dat ze de baarmoeder heeft verlaten,

Dat hield haar moederlijk, ver van het verdriet van de wereld;

Kou, eenzaamheid, duisternis

Nu in plaats van vrede in de huiselijke baarmoeder.

Lieve melkmoeder, jij met de ontblote borst,

Gaf de melk van troost voor de dorst van haar ziel

En de honger naar liefde.

Prijs de rijke borst van de melkmoeder!

En in het reinigende bad werden haar zegeningen geschonken,

Haar heilige hoofd met de goudblonde dons.

(Later zou ze terugbetalen

Deze zegening schonk hij.)

Maar het allerbelangrijkste was de geboorte van het kind,

Dat in de baarmoeder, nog voor de dag van de schepping -

Mirjam, Mirjam, O Mirjam -

Voorwaar, jullie zijn door God uitverkoren!

5

In de tempel van de Heer hoorde ze op driejarige leeftijd,

Toen ze drie jaar oud was, Mirjam's levensloop,

Als het meisje bij de rivier de Nijl

Tussen de lotussen in bloei,

En hoe Mirjam gouden riet zag bij de rivier,

Bij de onheilige Nijl, vader van Egypte,

En Behemoth sluimert

Onder de bloeiende lotus daar;

Zij zag de prinses van het land Mizraim

Staande bij het gouden riet, badend in de gele Nijl,

Toen ze in de rieten mand

Mozes, de redder van Israël.

En zij hoorde in het huis van de Heer toen zij drie jaar oud was

Van Mirjam ook, die moeder was van haar baby Jezus

En was een liefhebbende moeder

Een vroom aanbiddende heerser.

Ze zag ook Mirjam onder het kruis staan

Met het bloedende hart, het zout van heilige tranen.

Heeft iemand pijn gevoeld

Zoals de pijn van de heilige moeder?

Ze zag ook Mirjam, die uit Magdala kwam,

Die naar het heilige graf ging met de zalfolie,

Hoe in het bos zij zich verheugt om te zien

De opgestane Heer!

Op driejarige leeftijd besloot dat kind, heilig en ernstig, 

Deze heilige vrouwen lief te hebben, liefdevol te volgen

Op haar pad met de waarheid,

De levende Zoon van God!

6

Mirjam, een meisje met goudglanzend tarwehaar,

Wandelde in het stille bos naar de lindeboom,

Waar in haar hart rustte,

Eeuwig heilig liefdeshart.

En daar brachten mannen uit het nobele park haar trots

Rode rozen van ware liefde met

Crimson bloedende harten

En met een krans van zondige doornen,

En bracht het meisje lelies, kuis en wit,

Zoals de heilige maagden uit de legende,

Die zo glorieus verheven is,

Edel en slank en trots.


Een van hen bracht haar de klaproos niet,

Weidekervel met een witschuimige bloemenkrans,

Klokjesbloemen en viooltjes, 

Een grassprietje gaf hij aan het meisje.

Een grassprietje gaf hij haar in de tedere hand

(En keek naar haar arm, het was zo mooi, zoals

Zodra Romeo Julie's

Een zwanen arm).

Mirjam was voor hem een grasspriet in het stof van de woestijn,

Een belofte van het bos van eeuwig leven en

Een wonder van nederigheid,

Die nederig buigt voor de wind.

Dus toen hij haar vond, vloog er een duif in de vlucht,

Vloog de fluisterende vlucht, zalig koerend geluid,

Een koerende duif,

Wat een liefdesgroet was.

7

Lof aan de koning, de heer van zijn rechtvaardig rijk

Ware liefde en eeuwige vreugde in de lieve God,

Wie de engelen prijzen,

Als de goddelijke majesteit!

Lof aan de Bruidegom, die zoet en teder en mild

En met teder geluid schoonheid onthult

Op de ziel van het meisje,

Die hem eeuwig zal liefhebben!

Lof aan de heilige geest van ware liefde, 

O zacht blazend in de wind van groen gras dat bloeit

In de lusthof bloeit

Eeuwig heilig liefde's genot!

Hiermee begroette ze het hart van haar broer zoet en liefdevol,

Die een droevige vriend was van de melancholische

Zuster, die teder van hem hield,

Teder bemind met zusterlijke liefde.

Mirjam componeerde tedere droevige odes, 

Die angstig vertelde haar hart, haar melancholie,

Dat zo bevend van verlangen

Voor het geluk van de hemelse liefde!

Ook hij componeerde tedere droevige odes 

Die angstig vertelde zijn hart, zijn melancholie,

Dat zo bevend van verlangen

Voor het geluk van de hemelse liefde!

En de geest van zijn broer prees haar schoonheid aan:

Wizengolden thy hair, shining day thy eye,

Zoet uw mond als liefde,

Lief dat je Mirjam's lied zong.

8

De meest gezegende groet, heilige Mirjam, aan jou!

Want genade werd gevonden in de Heilige, 

In Gods heilige hart,

Jezus' hart, voor jou, mijn hart!

O gezegende, geliefde van de Heer,

Beste dienaar, gij heilige koning die

Die jou zijn lieve hart wil geven

En de vreugde van het eeuwige leven!

Zie, naar u in de geest, naar u in de geest was

En in het vrouwelijk lichaam de liefde van de Heer,

Die met de liefste tederheid

U kussen in de heilige geest!

Overstromende vloed van heilige liefde was

En zegenende genade van goddelijke heiligheid

Aan u in de dood van de liefste

Op het heilige kruis!

Heilige dingen werden in u verwekt, toen uw hart

Werd opnieuw geboren uit de Heilige Geest, toen

Je nam het water van het Woord

Nam dorstige zielen aan.

Daarom noemen we je heilige dienaar,

Gods heilige dienstmaagd, bruid van een bruidegom,

Die je hemelse liefde gaf

(Zoals ook aan mij) geschonken in de dood.

Zie, maar hij leeft! Vader en Zoon en Geest

Zijn streven naar je hart! Ik ben slechts de boodschapper

Wie brengt u de heilige groet

Met de liefde van de hemel.

9

Mirjam, wat heb je de Heilige Geest ontvangen,

Ik kan het niet zeggen, het is me een raadsel.

Maar van de Vader en de Zoon

De liefde kwam in je hart.


Zie, waarheid is hij, gids van de waarheid voor u,

Die je een zwoele adem in de boze wereld stuurt,

Waar de geest van de tijd

(Zoals ook ik) met slechtheid kwelt.

En waar vorst en ijs, ellendige duisternis,

Gure eenzaamheid kwelt u, beven en angst,

Komt hij van heilige kracht,

Geeft u moed en stille kracht.

Waar de hele wereld veroordeeld lijkt tot stilte voor God,

Hij is woord en gebed, de zoetste zucht voor u.

En in het lied van de liefde

Hij verklaart uw ziel aan u.

Lof aan de Heilige Geest, die kwam als een schaduw,

Als een schaduw van licht. Midden in de nacht van de dood

Komt de engel van de Heer, 

De balsem van troost voor u.

Hij vormt in jou dagelijks het kind Jezus,

Die rijpt in je hart, in je eenzaamheid,

Koude, winterse nacht, ellende,

Het leven (ah) in de vreemde wereld.

Mooie ogen van licht, uitstraling en leven hebben

En perfecte liefde, heerlijk, de goede geest,

Inwonende geest, 

In hart van u, en in Jezus' hart.

10

Ik wacht met u op de ster van de heilige nachten,

Wanneer de glinsterende glans komt met de zachte kus

Van een wonderbaarlijk sprookje

Van de droom van vrijheid.

Ik wacht met jou op dromen van de zoetheid van de liefde

En de moeder van de maan met het beste kind.

Magische bloemen bloeien

Bij de maansteenbrug rivier.

Ik wacht met jou op liefde die liefde is,

Prachtige droom van de liefde, heerlijke vruchten 

van de bomen vol met gouden sterren,

Geurig boven tijd en wereld.

Ik wacht met u op een rondedans van mooie vrouwen,

Alles geweven van dauw, kuis als de zuster maan,

Wanneer Hebreeuwse harpen

Klinkt dromerig in de nacht.

Ik wacht met je lach in gelukzaligheid,

Waar de appel van geluk in de witte hand speelt

En de rivieren stromen zo

Zoals het geheim van de eeuwigheid.

Ik wacht met u van vreugdevolle tranen sneeuw,

Wit zeezout en nevel, vreugde van gouden

Lippen, lelie-rozen,

En een bloeiend gezicht.

Ik wacht met u op de apotheose van

Pijn, wiens bloedrode rozenkrans

Is gewikkeld rond een

Menselijk voorhoofd als een doornenkrans.

11

Hoe verloren we zijn in het midden 

Van de donkere nacht, wat een eenzaamheid, 

Te midden van het lawaai an de wereld.

Rond ons hart, geen schuilplaats op tijd.

Wat de ontploffing van de tijd, wanneer de nieuwe al wil

Uit de zalige pracht geven voorgevoelens en -

Te midden van de pijn -

Zijn zoetheid bereiden voor u.

De ziel rust in de schoot van God de Vader,

Terwijl het heilige kind op de schoot van de Madonna zat...

Zat en lachte gelukzalig,

Lachte, jubelde, huilde zachtjes.

En de beschermengel van jou ritselt zachtjes met zijn vleugels,

Zacht voor u, verschrikkelijk voor de nacht. Dromend harpgeluid

Ademt uit de roze mond

Van uw engel een kyrie.

In de nachten, echter, zo velen vrezen zeer

Van de verschrikkelijke dood, van het verstrijken van de tijd

En het einde. Maar Gij

Luister goed naar de boodschap van de engel:


Prijs, prijs de Heer, prijs met lof goud

Van uw gouden geest! Zie, we knielen en smeken

Op de kinderlijkheid van Christus,

Zijn heilige Zoonschapstroon:

Gij was kind en bedreigd, diep in de angst van de tijd,

Van verzaken kwam gij, durf, gij mooie.

Daarom voel je met Mirjam mee,

Wie verlangt naar uw glimlach, o God!

12

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Nu kan de dood komen maaien met de zeis,

Voor mijn tarwe van het leven

Wordt binnengebracht door de Heilige.

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Nu kan de nacht komen en me dan bedekken

Met de diepzwarte mantel

Van haar Koningin Eeuwigheid.

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Nu kan de pijn komen met zijn gouden zwaard,

Dat boort in de ziel.

Ik ben niet langer bang voor de laatste pijn.

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Nu kan de angstige slag van het uur komen

Met de doodskoude hartslag;

De eeuwigheid is geurig in mij.

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Nu kan het verdriet komen van het eeuwige afscheid van

Van de vergankelijke aarde,

Dat uur zal mijn genot zijn.

Ik kan sterven, O God, omdat ik de Verlosser ken!

Er komt de verschrikking van vreselijke onzekerheid

Aan alle twijfelaars van God en

Arme schuldigen. Dat zal ik zijn.

Ik zal sterven, O God, sinds ik de Redder heb gekend

En wil binnenkort met je leven in het paradijs

Van onuitsprekelijke liefde

Vol met de geneugten van de eeuwigheid!

13

Oh, de Oriënt! Droomt Tibet lief

Met Himalaya sneeuw wit als een adelaar, 

Dat cirkelen in de blauwe lucht,

Open in het oog van de zon,

De verboden stad, bewaakt door de onsterfelijken

Hermitisch bewaakt, die door dauw en geur

Leef tussen de bergen,

Onder de eenzame harten van de rots

Dat zo onverzettelijk hoog oprijst op Ararat,

Waar de ark nog steeds slaapt, tot aan de Eufraat

Babylonische zondvloed

Stromen als vlammen van de zonnestroom,

Als het vloeiende goud van de oosterse morgenster

Woestijnen van Perzië zoet, zoet als de melk van de papaver,

En als rode wijn opgefrist,

Die stroomt als bloed van de profeet,

Die danste en naakte zijn verloren riem

Zijn verloren gordel van de stroom van Eden 

Door de vallei van de torrent met de Jabbok,

Waar de engel van de Heer in de ochtend

Eens worstelde hij met Israël. O en de Jordaan stroomt,

Van het woestijnland scheidt het land van de levenden

Vanuit drie bronnen werd de

Dauw van de doop van de gelovige.

Eindelijk de nacht van Bethlehem met de staart van de komeet

En van de koningen drie, die de omzwervingen

Tot het heilige einde

Aan de Zoon van Mirjam.


14

Mirjam, kinderen zijn lief, ja, en ze willen in de baarmoeder

Zachtjes tegen de buik kloppend, roepend naar de moeder:

Zie, ik leef!

(Wee het doden van de embryo's!)

Mirjam, begraaf jezelf in het veld van wuivend korengoud

(Goud als tarwe je haar bloeit op de witte arm).

Neem de zoon mee, rust,

Droom, rust, wees gerust.

Dan zullen de vijgen vruchten rijpen, rijp als het zuiden 

Van de zon, vol en vruchtbaar zal naar u buigen 

Op een wenk lieve zoon, hij is inderdaad

Vijgensap en vijgenvlees.

Alle goden van de wereld, schoonheid en macht en geld,

Val als gij nadert met een standvastig hart van geloof,

In het hart de Zoon met

Met de kracht van de Heilige Geest.

Geld en macht en plezier waar de wereld zichzelf 

Van berooft, maar jij keer het hart van rovers, keer met 

De lieve Zoon schoonheid, rijkdom en liefde

Missionaire harten.

Zie een kind spelen, vergezeld door de engelen 

Van de Heer in het Koninkrijk der Hemelen

In alle spel en groei

In de wijsheid van de lieve God.

Ben je niet moederlijk en zo gezind 

Als de Moeder van onze Heer? Zie, ze weefde op de rok

Christus, die hij aan het kruis droeg

Droeg en keek naar het lijden.

15

In Egypte, de ellendige slavernij van de wereld

Onderwierp het hart, de bittere lust van de zonde

Wreed gekweld mijn

Mijn ziel zwaar met de waan van de wereld.

En ik verlangde heel erg naar het land van de vrijheid,

Waar de glorieuze druif van de excentrieke wijn rijpt

En de melk en honing

Van ware liefde vloeien in overvloed.

Dus, net als jij, Mirjam, ging ik uit met onze

Met onze Verlosser, hoopvol, ging door het woestijnland,

Waar de doornen en de prikken

Bloedig in mijn ziel gesneden,

Waar ik werd misleid door een waanvoorstelling, 

Door het beeld van Fata Morgana, waar de dwalende droom 

Voor de gek wordt gehouden met het bedrog van de hoop.

Mijn ziel was onvruchtbaar, en de Verlosser leek ver van mij.

Toen martelde de eenzaamheid mijn hart. 

Nacht van de dood leek de meest glorieuze dag, 

Verdorend verdriet knaagde hardnekkig aan de ziel,

En de hoop leek verloren.

Alleen het ruisen van de bron, de troost van de heilige geest,

En het palmbomenbos, Gods liefdevolle woord,

Mijn ziel trouw gedragen

Voorwaarts door de tijd.

Eindelijk komt het goddelijk beloofde land dichterbij,

Waar het leven begint, vreugdevolle gelukzaligheid,

Eeuwig leven met Jezus

In de heilige huus.


16

Waar is de mooie lachende Mensenzoon?

Waar is die zachte troost gebleven?

Met de liefde is verdwenen?

Mirjam, zie, ik vind hem niet!

Grote angstige nacht valt in mijn hart,

Sinds de Zoon van God uit mijn zicht is verdwenen.

En ik zoek en smeek,

Maar hol komt de echo terug.

Mijn zuster (zoals Abraham ooit Sarah werd genoemd)

Kijk, mijn hart is moedeloos. Is ook de jouwe,

Omdat in het vragen en zoeken

Komt de stem weer bij je terug?

Ken je ook deze stortvloed van dagelijks verdriet,

Wanneer de glimlachende troost van goddelijke liefde

Is verdwenen in de verte

En wordt nooit gevonden?

Groot in het hart is de angst dat al het lijden tevergeefs is

En veiligheid ver weg en al de lieflijkheid

Van die glorieuze zoon

Raakt onze ziel niet meer!

Heeft de eeuwige God hem aan ons zicht onttrokken

Uit ons zicht! En we vragen en smeken nu,

Nog een keer te zien,

Die de vreugde van onze harten was.

Mirjam, zie, je zult de Zoon van God vinden

In het eeuwige huis van God de Vader, 

Waar hij stort wijsheid 

Uit zoals de eeuwige stroom van liefde!

17

Mirjam, zie, ik ga, ga de duisternis in.

Houd de ziel trouw aan U, trouw aan het hart van de Vader

En denk ook aan mij

In gebeden, dag en nacht.

Je kunt me niet meer helpen of troosten,

Omdat de ziel zelf je eigen verdriet betreurt,

En je hart, vol van verdriet

Geeft niet de kracht om het vol te houden.

Mirjam, buiten is het helder, binnen verworpen de

Mooie wereld en de mensen, voor wie ik de

De liefde van God de Vader;

Ze verachten heiligheid.

Mij wordt gal aangereikt, bittere gal aan mij

Diepe eenzaamheid, als ik de wijn van vreugde ben

En de roes van de liefde

Met mijn dorstige ziel zoekt.

Helaas, verlaten van God en zijn zoete troost

En goddelijke kracht en gelukzaligheid,

Zwarte wolken wind

Schaduwen rond mijn geest.

En van ellendige pijn en ellende

En alle geneugten van het vlees

Verlangen, verlangen, verlangen,

Mijn hart moet bloeden van verdriet.

Eindelijk wil ik dood, Mirjam, de nacht van de dood.

In de kracht van schaduwen, maar verlicht door God

Kom, O Mirjam, de zoete vreugde van het eeuwige leven

Vreugde van het eeuwige leven binnenkort!

18

Een huilende vrouw ben ik, mijn koning,

En ik bid dat uw koninkrijk komt met zoete troost

Aan de gekwelde ziel

Van de benepen bediende.

Oh, de traan, het druipt, op mijn wang wit

Bloederig en heet druipend, tot op mijn lip,

Wie snikt de klaagzang

Voor het bittere kruis - mijn Heer!

Zie, verloren ben ik, ellendige gevangene

In de macht van de dood en zijn diepe nacht!

Al mijn verlangen, o Koning,

is om de dood met jou te zien!

Wanneer in de vreselijke nacht, ver van de levenden

ijdele vreugde en geluk, je koninklijke hart bloedt,

Ik zal mezelf begraven

In de eeuwige nacht met jou!


Rust op uw smartelijk hart, Koning, o zoete Zoon van God

God, laat de lieve lippen die gestorven zijn,

Kus me de lippen die zijn gestorven,

Kus al mijn verdriet weg!

Jij, opgehangen aan het kruis, bent de dood van mijn ziel!

Ik hing met u aan het kruis, ja, en ik stierf met u!

En met jouw opkomst

Mijn leven zal ook stijgen.

Mirjam is mijn naam, de zoete en bittere, ik ben zij die u liefhad!

Van wie U veel hield! Ja, met de dood aan het kruis

Gij hebt liefgehad

Lieve, bittere Mirjam, ik.

19

Beter is de dag waarop het einde tot je komt,

dan de dag van de geboorte (Salomo zei dat).

Voor het tranendal of

Vallei der Tranen is vol ellende.

Veel verdriet brak door het hart,

De nacht van grote eenzaamheid overschaduwde de geest,

Er vloeiden zuchten en tranen

Stroomde over het gezicht.

De macht van de demon verleidt tot zonde en

Inherente schuld houdt ons wereld en vlees voor de gek.

Vaak zochten we hulp

In het reddende bloed van de Heer.

Altijd het kruis dragen - de meest ellendige schandelijke vorm -

Was soms te zwaar voor ons. Zuchten en weeklagen

Voor de troon van de geliefde.

Heeft hij ons altijd geholpen met zijn kracht?

Trouw het hart bewaard in verzoekingen

De almachtige God, geloof dat hij hield

En levende hoop

Van de eeuwige troost.

Mirjam, zie, wanneer de dag van je dood komt,

Goddelijke, heilige woorden zullen in je hart zinken.

Apostolische woorden

Van de komende opstanding.

De Petrine kracht en de Pauline wijsheid

Wijsheid is met u dan, en er zal met u zijn

Johannese liefde

Jezus, die jouw dood stierf!

20

Halleluja voor de dag dat uit de zee van het graf

Alle vromen zullen opstaan en de levenden

God verrukt in de wolken

Op de samenkomst van de heiligen!

Halleluja op de dag dat onze Verlosser komt

Met de heilige gastheer van de eeuwige engelen, wanneer

Op het geluid van de trompet

Verheug je, verheug je in de lucht!

Halleluja op de dag dat in het oordeel

(Wanneer het vuur elk werk van stro verteert)

De beloningen van God

Ledere vrome zal ontvangen!

Halleluja op de dag dat op het bruiloftsfeest

Met de bruidegom komt de ontwaakte bruid

Zonder vlek of rimpel,

Zijn maagd vlekkeloos!

Halleluja op de dag dat in de arm van de Meester

Mirjam rust eeuwig, rust op het zoete hart

Van Jezus die van haar hield

Altijd en eeuwig en trok haar naar zich toe!

Halleluja op de dag dat uit de mond van de Meester

Zal stromen als een rivier van eeuwige liefde's genot

Met de zoetheid van een kus

Van een heilige bruidegom!


Halleujah op de dag dat, in de aanwezigheid van God, 

Glorie aanschouwt Mirjam, verlost door God

Op de eeuwige liefde

En gelukzalig paradijs!

21

Als je voor mij door de poort van de gezegende dood gaat

Bid tot God, laat me een belofte achter

Van het dromende hoofd een

Het haar van een korengouden vrouw;

En als een andere belofte, uw kleine hand

Mirjam speelde, uw gitaar die

Sang, dat vond genade,

Melancholie in A mineur;

En de viool bespeelde je met zoete weeën,

Leunend op jouw schouder, haar viool lichaam,

Alsof je een geliefde troost

Met sierlijke troost;

En in hemelsblauw en sneeuwwit uw hemd,

Die zo mooi rond uw vrouw hing

Gemaakt door de Schepper,

Blauwe lelie van Sharon, gij;

En het roze lint van houten kralen, dat

Met het zilveren kruis om uw pols

Van Jesuaanse toewijding

Gehangen in oprechte toewijding;

En de Bijbel, die uw instructie en woord van troost was

Werd verlevendigd door de geest, met de opmerkingen,

Van uw levenservaring

Monument, ervaringen van het hart;

En de poëzie die je teder schreef,

Als een trilling van angst, eenzame duisternis,

Geloof, hoop en liefde

Als een riem van Mirjam voor mij.

22

Omdat je de eeuwige dood kende als de laatste vijand

En gij dorst uw hart om vol leven te zijn

Om blij te zijn, daarom zult gij

Draag de krans van het eeuwige leven.

Omdat gij duisternis hebt gekend, en de bekende

Melancholische nacht van huilende eenzaamheid,

Daarom zult gij gekroond worden met

Vreugde, vreugde die eeuwig duurt.

Omdat je sterfelijkheid, ziekte en vergankelijkheid hebt gekend,

Verdorren van een vermoeide geest, daarom zult gij

Draag bloeiende kransen

Van levenslievende eeuwigheid.

Omdat gij biddend hebt geworsteld met de macht 

Van de zonde en demonische woede in de verleidingen

En de wereld, daarom zult gij

Draag kransen van heiligheid.

Omdat je verlangde naar perfectie

Van deze aarde die viel en vernederd werd door 

De vloek van lelijkheid, daarom

Je draagt de krans van hemelse schoonheid.

Omdat slechts enkelen je kenden zoals je bent,

Uiteindelijk kende men u alleen zoals u bent,

Dat is waarom je op een dag

Draag kransen van ware glorie.

Omdat gij droevig weende, ah, de ellende

Van deze wereld die geen liefde kent deed u pijn,

Om God en u lief te hebben

God omkranst je met de krans van liefde!